Zeg ‘modelvliegtuig’, en de meeste mensen roepen meteen: ”O ja, met zo’n zendertje”. Op zich begrijpelijk, want dat is toch wat men doorgaans ziet als modelvliegen in beeld is.
Daarmee worden de twee andere takken van het modelvliegen, Vrije Vlucht en Lijnbesturing wel even over het hoofd gezien.
In deze tak van onze sport, meestal aangeduid met LB, vliegen de modellen in een cirkel rond de meedraaiende piloot. Hij bestuurt het model door middel van een stuurhandvat, verbonden met het model, door twee superdunne ( soms roestvrij) stalen kabels, de stuurlijnen. (Géén touwtjes zoals een hardnekkig fabeltje wil doen geloven).
Deze lijnen komen het model binnen door de linker (=binnenste) vleugeltip en zijn verbonden met een mechanisme de tuimelaar dat op zijn beurt het hoogteroer en soms ook vleugelkleppen doet bewegen. Hierdoor kan het model omhoog en omlaag worden gestuurd. In het begin wordt bijna iedereen duizelig, maar na zo’n vlucht of 10 is dit meestal verdwenen.
Een ervaren LB-piloot kan tegelijkertijd zowel het model als de omgeving waarnemen en, als het nodig is, tijdens het sturen ook nog andere taken uitvoeren.
Als dit alles was, dan zou men er waarschijnlijk snel op uitgekeken raken. Maar door de combinatie van vliegsnelheid en de daarbij passende lijnlengte ontstaat er een trekkracht op de lijnen die groter is dan het modelgewicht. Hierdoor kan het model, afhankelijk van het ontwerp, alle punten bereiken op de denkbeeldige halve bol met de lijnlengte als straal.
Sommige modeltypen kunnen helemaal tot boven de piloot gestuurd worden. >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>
Daarbij komt nog, dat het gedrag van het model
versnellingskrachten, motortrillingen, (lucht)druk tegen de roeren- aan het handvat net zo goed te voelen is als dit aan de stuurknuppel van een ‘echt’ vliegtuig het geval is. Hierdoor zijn lijnbestuurde modellen de enige modelvliegtuigen die echt ‘op het gevoel’ gevlogen kunnen worden. Dit maakt lijnbesturing uniek en het biedt in dit opzicht zelfs meer dan het radiobestuurd vliegen.
Wat vliegt er lijnbestuurd? De echt goede lijnbestuurde modellen zijn speciaal ontworpen voor het vliegen van wedstrijden. Als men het besturen van dit soort goede modellen eenmaal beheerst is het leuk om dit samen met anderen in wedstrijdverband te doen. Door training en het uitwisselen van ideeën wordt men steeds beter in het vak, en dat is toch wat iedere modelvlieger uiteindelijk wil.
Er zijn 4 hoofdcategorieën:
F2A - Snelheid
- F2B - Kunstvlucht
- F2C - Teamrace
- F2D - Combat
F2A - Snelheid of Speed
Met een zo gestroomlijnd mogelijk model, voorzien van een motor met maximaal 2,5 cc cilinderinhoud moet zo snel mogelijk 1 km (in dit geval precies 9 ronden) worden afgelegd.
Omdat de stuurlijnen meer luchtweerstand hebben dan een vleugel, is het model asymmetrisch met 1 lange vleugel aan de binnenkant. Om het geheel in balans te houden zit het hele staartvlak met hoogteroer aan de buitenzijde.
Het model heeft geen landingsgestel, maar start vanaf een soort wagentje (een dolly).
Nadat de motor op toeren is gekomen plaatst de vlieger het stuurhandvat in een meedraaiend soort vork (de Pylon) om de meting zo precies mogelijk te maken. Hierna wordt de tijd over 9 ronden opgenomen. Het huidige wereldrecord is 335 kmh (!) Dat betekent dat een ronde iets meer dan 1 seconde duurt.
Zonder de nodige sprint conditie hoeft men hier dus niet aan te beginnen. Nagenoeg alle ontwikkelingen van modelvliegtuigmotoren hebben hun oorsprong in deze tak van sport.
F2B – Kunstvlucht of Aerobatics
Dit is (zegt men) de tak van sport voor de artistiekelingen onder de piloten. Bijgaand plaatje toont de Nederlandse piloten Bruno van Hoek en Henk de Jong tijdens de start op het WK 2004 in de U.S.A. Model: 1m50, 1,6 kg, 10cc .
Met (naar lijnbesturingsmaatstaven) grote, mooi afgewerkte, relatief langzame -85 kmh- modellen, wordt een programma van ingewikkelde figuren gevlogen.
Te zien zijn dan ondermeer: rugvlucht, ronde, vierkante en driehoekige loopings, achten, een zandloper en zelfs een klavertje vier.De figuren worden heel precies gevlogen, de reglementen beschrijven de vorm, afmetingen en plaats binnen 1 meter nauwkeurig. Tijdens de figuren draaien de lijnen weliswaar om elkaar heen maar blijven goed beweeglijk waardoor het model onder controle blijft.
Bij kunstvlucht worden de langste lijnen gebruikt, tot max. 21,5 m. Hieronder het model uit het vorige plaatje tijdens een buitenwaartse looping, een cirkel waarvan het laagste punt op minder dan 2 m -ondersteboven- langs het asfalt gaat... Daarnaast de loodrechte klim naar het begin van de acht boven het hoofd.
Het F2B programma:
De nieuwste ontwikkeling, electro F2B.
F2C – Teamrace
Bij Teamrace is het, net als bij speed, de bedoeling om zo snel mogelijk een vaste afstand af te leggen. Zowel F2A als F2C worden gevlogen vanaf een verharde, gladde ondergrond.
In dit geval 10 km oftewel 100 ronden. Maar de reglementen schrijven een beperkte brandstoftankinhoud voor, voldoende voor maar zo’n 35 ronden. Dat betekent dus dat er pitstops gemaakt moeten worden. En zo komt teamrace aan zijn naam, er zijn twee mensen nodig: de vlieger en de pitman. Om het geheel nog spannender te maken gaat een wedstrijdvlucht tussen 3 teams in dezelfde cirkel (inhalen moet altijd bovenlangs).
Een pitstop is een van de snelste handelingen –minder dan 4 sec.- uit de hele modelvliegerij. Na het stoppen van de motor en het aan de grond zetten vangt de pitman het met 50 kmh binnenkomende model, vult de tank, start de (diesel)motor en lanceert het model weer. De serie van 4 foto’s laat zien hoe zo’n pitstop verloopt.
De taak van de vlieger is om het model overal langs te loodsen en daarbij zo min mogelijk snelheid te verliezen.
De volgende twee foto’s tonen de Europees kampioen (in het blauw)bij het weer in de groep invoegen na een pitstop.
Als men bedenkt dat de vliegsnelheid tegen de 200 km/h loopt, dan wordt duidelijk dat is we hier met een tak van het modelvliegen te maken hebben die fysiek zwaar en de term topsport zeker waardig is.
F2D – Combat
Combat is de lijnbesturingstak die de mensen met de ultrasnelle reflexen trekt.
De modellen zijn van het vliegende-vleugel type, ultralicht, relatief heel stevig en vliegen met een snelheid van 180 kmh. Desondanks is het mogelijk om bij deze snelheden loopings te vliegen van minder dan 2 m diameter.
Combat modellen zouden wel eens de wendbaarste objecten kunnen zijn die ooit door mensen zijn gemaakt. Dat dit alleen weggelegd is voor piloten met een super-reactiesnelheid is natuurlijk duidelijk.
Op de foto de Nederlander Loet Wakkerman, een van de beste combatvliegers ter wereld. Hij bouwt ook zijn eigen motoren.
De wedstrijd in het kort: twee piloten in dezelfde cirkel besturen ieder hun eigen model dat voorzien is van een crêpepapieren lint –blauw of rood- .
Een wedstrijdvlucht duurt 4 minuten.
Ieder stukje -met de propellor afgesneden- van het lint van de tegenstander, levert 100 punten op. Iedere seconde vliegtijd levert 1 punt op, iedere seconde op de grond kost 1 punt.
De piloot met de meeste punten na 4 minuten heeft gewonnen.
Een ploeg van twee mensen staat iedere piloot bij, want na een ongewilde grondduik kan het klaarliggende reserve model in de lucht worden gebracht.
Het voetenwerk van de twee strijdende piloten ontaardt vaak in een waar ballet.
Lijnbesturing heeft net als radiobesturing veel te bieden, wel zijn de kosten om te beginnen veel lager waardoor het naast een wedstrijdsport op hoog niveau toch ook uitstekend geschikt is voor de jeugd die met modelvliegen wil beginnen.
Twee keer per jaar is op het MVA-terrein een bijeenkomst van lijnbesturings-piloten uit heel Nederland (zie hiervoor de agenda).
Iedere belangstellende is dan welkom en kan gratis vliegles krijgen (wij brengen daarvoor speciale modellen mee).
Ook kan er –als ons wedsrtijd en trainingsschema het toelaat- een LB demo gevlogen worden tijdens uw show.