Instructeur
Brevet A-HELI & A-MULTIKOPTER
1. Zweefvlucht zijwaarts links / rechts
2. Zweefvlucht figuur M (Hovering M)
3. Horizontale 8 (geschoven)
4. Gevlogen stijgvlucht en vervolgens gevlogen daalvlucht met landing in de cirkel
5. Cirkel (geschoven om de piloot)
6. Algemene veiligheid vlucht (van begin tot einde)
7. Handling van het model
Beschrijving figuren veiligheidsbrevet voor rotor modellen: A-HELI, A-MULTIKOPTER.
Inleiding.
Tenzij anders aangegeven bij de beschrijving van de figuren stellen kandidaat en helper zich circa 5m
buiten het helivierkant op; de examencommissie stelt zich daar weer 5m achter op.
Tenzij bij de beschrijving van het figuur anders aangegeven worden alle figuren uitgevoerd met de neus
van het model in de wind.
Bij alle examenvluchten zijn twee gemeenschappelijke onderwerpen te beoordelen:
Algemene veiligheid vlucht (van begin tot einde)
Hiermee wordt bedoeld of de vlucht een veilige indruk achter laat. Te denken valt hierbij onder andere
aan het vliegen van passende snelheden gedurende de examenvlucht, het ontbreken van stuurfouten.
Handling van het model
Een extra aandachtspunt van veiligheid, met onder andere aandacht voor het op juiste wijze omgaan met
het type aandrijving (Elektro – Nitro – Benzine etc…), Throttle hold schakelaar gebruiken, uitvoeren pré-
flight check etc…
HELI VIERKANT
Bij de afmetingen van het heli-vierkant mag worden gekozen uit twee varianten:
Óf het helivierkant heeft de vaste afmeting van 10x10m met een landingscirkel van 1m diameter, óf het
vierkant wordt aangepast aan de rotordiameter van de heli waarmee wordt gevlogen. De lengte van een
zijde van het vierkant wordt in het laatste geval vastgesteld op 10x de rotordiameter van de heli, de
landingscirkel is dan 1x de rotordiameter.
Deze keuze wordt gemaakt door de instructeur in samenspraak met de cursist, de examinatoren dienen
de keuze te respecteren.
De hover figuren worden gevlogen op een constante hoogte. De hoogte wordt tijdens de instructie
vastgesteld door de instructeur in samenspraak met de cursist. In principe geldt een minimale hover
hoogte van 0,5x de rotordiameter en een maximale hover hoogte van 1,5x de rotordiameter.
Voor aanvang van de brevetvlucht worden de examinatoren van de te vliegen hover hoogte in kennis
gesteld.
Verder geldt dat:
1. alle hover figuren worden gevlogen met de neus van het model in de wind (behalve de cirkel om
de piloot)
2. alle hieronder beschreven figuren mogen ook gespiegeld worden gevlogen, dat wil zeggen de
zweefvlucht links-rechts mag ook als zweefvlucht rechts-links worden uitgevoerd, de zweefvlucht
figuur M mag ook rechtsom worden uitgevoerd etc…
3. De volgorde van de figuren is zodanig gekozen dat het op- en aftoeren beperkt blijft tot 2 keer en
er slechts éénmaal het model verplaatst hoeft te worden
ZWEEFVLUCHT ZIJWAARTS LINKS / RECHTS
Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hover hoogte wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de zijdelingse zweefvlucht tot boven de linker vierkantzijde uitgevoerd.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de zweefvlucht tot boven de rechter vierkantzijde uitgevoerd.
Hier wordt wederom circa 2 seconden gepauzeerd.
Hierna volgt de zweefvlucht tot boven de landingscirkel.
Hier wordt weer circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt het model in de landingscirkel neergezet.
Een onvoldoende wordt gegeven indien:
– het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting verandert
– opstijgen en landen niet vertikaal gebeurt
– model van hoogte, richting of snelheid verandert tijdens de horizontale vlucht
– de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te hangen
ZWEEFVLUCHT FIGUUR M (Hovering M)
Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hoverhoogte wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de diagonale zweefvlucht tot boven het achterste linker hoekpunt uitgevoerd.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de voorwaartse zweefvlucht tot boven het voorste linker hoekpunt uitgevoerd.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de zijdelingse zweefvlucht tot boven het voorste rechter hoekpunt.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de achterwaartse zweefvlucht tot boven het achterste rechter hoekpunt.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt de diagonale zweefvlucht tot boven de landingscirkel uitgevoerd.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt het model in de landingscirkel neergezet.
Een onvoldoende wordt gegeven indien:
– het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting verandert
– opstijgen en landen niet vertikaal gebeurt
– model van hoogte of snelheid verandert tijdens de horizontale vlucht
– de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te hangen
GESCHOVEN HORIZONTALE ACHT
Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hoverhoogte wordt circa 2 seconden gepauzeerd
Vervolgens wordt zonder onderbrekingen horizontale geschoven acht uitgevoerd waarbij de neus in de
vliegrichting blijft waarmee het figuur is begonnen.
Via het achterste linker hoekpunt wordt het vierkant verlaten om via het voorste linker hoekpunt in het
vierkant terug te keren.
Via het beginpunt wordt de acht voortgezet waarna via het achterste rechter hoekpunt het vierkant weer
wordt verlaten om via het voorste rechter hoekpunt het vierkant weer binnen te vliegen tot boven de
landingscirkel. Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt het model in de landingscirkel geland.
Een onvoldoende wordt gegeven indien:
– het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting verandert
– opstijgen en landen niet vertikaal gebeurt
– de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te hangen
– de cirkels niet rond/gelijk aan elkaar zijn, of niet over de hoekpunten gevlogen worden
GEVLOGEN STIJGVLUCHT EN DAALVLUCHT MET LANDING IN DE CIRKEL
Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hoverhoogte wordt circa 2 seconden gepauzeerd
Hierna volgt een stijgvlucht tot een virtueel punt op circa 10m hoogte en circa 10m links of rechts buiten
het helivierkant.
Tijdens de stijgvlucht draait het model circa 45o in de richting van het virtuele punt.
Na het bereiken van het virtuele punt draait het model circa 45o om de verticale as in tegengestelde
richting om weer met de neus in de wind te komen.
Hierna wordt de daalvlucht ingezet van het virtuele punt terug naar de landingscirkel.
Tijdens de daalvlucht draait het model circa 45o in de richting van de landingscirkel.
Zodra hoverhoogte is bereikt wordt 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens draait het model nogmaals circa 45o om de verticale as om weer in uitgangspositie te komen.
Hierna wordt het model in de landingscirkel geland.
Een onvoldoende wordt gegeven indien:
– het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting verandert
– opstijgen en landen niet vertikaal gebeurt
– de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te hangen
– stijglijn en daallijn niet samen vallen.
CIRKEL (GESCHOVEN OM DE PILOOT)
De kandidaat plaatst het model (cq. laat het plaatsen door de helper) in het midden op de overliggende
zijde van het heli vierkant.
Hierna nemen kandidaat, helper en jury plaats in de landingscirkel.
Na het opstijgen tot hover hoogte wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
Vervolgens wordt zonder onderbrekingen een horizontale geschoven cirkel om de piloot uitgevoerd
waarbij de staart van het model naar de landingscirkel blijft wijzen. Na het voltooien van de cirkel hangt
het model weer boven de uitgangspositie.
Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd
Vervolgens wordt het model in het midden van de overliggende zijde van het heli vierkant geland.
Een onvoldoende wordt gegeven indien:
– het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting verandert
– opstijgen en landen niet vertikaal gebeurt
– model van hoogte of snelheid verandert tijdens de horizontale vlucht
– de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te hangen
– de geschoven cirkel niet rond is of niet raakt aan de vierkantszijden raakt.